1 Chronicles 28

1) vergaderde David

Hier keert de schrijver van dit boek wederom tot de historie, die hij begonnen had boven, 1 Kron. 22.

2) de oversten der verdelingen,

Van welken zie, ook boven, 1 Kron. 27:1, enz.

1Ch 27.1

3) zijner zonen,

Anders, zijne zonen.

4) de kamerlingen,

Zie de aantekening Gen. 37:36.

Ge 37.36
5) stond op zijn voeten,

Met dit opstaan gaf hij te kennen de eer, die hij het woord Gods toedroeg, hetwelk hij van God ontvangen had en der vergadering wilde voordragen. Vergelijk Richt. 3:20.

Jud 3.20

6) een huis der rust

Te weten, den tempel, in welken de ark zekerlijk mocht rusten, zonder voortaan van de ene plaats tot de andere te moeten verdragen worden, gelijk v¢¢r dezen dikwijls geschied was. Zie 2 Sam. 7:1.

2Sa 7.1

7) voetbank der voeten

Aldus wordt de ark des verbonds genoemd, ten aanzien dat de Heere daarop tussen de cherubim zat, 2 Sam. 6:2, en antwoord gaf.

2Sa 6.2
8) veel bloeds vergoten.

Hebreeuws, bloeden.

9) in eeuwigheid;

Dat is, mijn levenlang, want dat is de eeuw der mensen. Doch ten aanzien van onzen Heere Jezus Christus, den zoon van David, is het een eeuwigblijvend koninkrijk, dat nimmermeer einden zal; Luk. 1:33. Zie 2 Sam. 7:13.

Lu 1.33 2Sa 7.13

10) Juda

Dat is, de stam van Juda. Zie Gen. 49:8, en 1 Kron. 5:2.

Ge 49.8 1Ch 5.2
11) in eeuwigheid,

Zie 1 Kron. 28:4.

1Ch 28.4

12) gelijk te dezen dage.

Dat is, gelijk hij tot op dezen dag onderwezen is, en totnogtoe, achtervolgens de goede onderwijzing, zich bevlijtigd heeft wel te doen, met het onderhouden van mijne geboden.

13) houdt en zoekt

Voor, zoek en onderhoud; dat is, benaarstig u te zoeken en te onderhouden.

14) den God uws vaders,

Dat is, dien God, die een welgevallen aan mij gehad heeft [gelijk 1 Kron. 28:4], en dien ik getrouwelijk gediend heb.

1Ch 28.4

15) al het gedichtsel

Dat is, al wat de mensen denken of versieren.

16) en doe het.

Dit is, volmaak het, breng het ten einde.

17) voorbeeld

Vergelijk Exod. 25:40.

Ex 25.40

18) des verzoendeksels;

Dit was het deksel, dat op de ark des verbonds lag, waarop de cherubim stonden, en was als de troon of zitstoel Gods. Doch door het verzoendeksel verstaat hij de ark des verbonds zelf, die in het allerheiligst des tempels moest gesteld worden.

19) bij hem

Dat is, in zijn gemoed.

20) door den Geest was,

Versta, door den Heiligen Geest, die David heeft geopenbaard hoe al deze dingen moesten gemaakt zijn in den tempel, 1 Kron. 28:19, gelijk eertijds God Mozes ook geopenbaard heeft het voorbeeld des tabernakels, en alles wat hij meer moest maken, en heeft hem zulks op den berg vertoond en verklaard. Zie Exod. 31:3.

1Ch 28.19 Ex 31.3

21) tot de schatten van het huis Gods,

Te weten, om de schatten daarin te bewaren. Anders, van de schatten, verstaande een voorbeeld van de plaatsen, waarin de schatten des huizes zouden bewaard worden, of de schatten zelf.

22) van de verdelingen

Zie van deze verdelingen boven, 1 Kron. 24, 1 Kron. 25, en 1 Kron. 26.

23) Het goud

De gouden vaten en het gereedschap werden gebruikt in den tempel ter plaatse, die het heilige genaamd werd; maar de zilveren vaten of gereedschap in het voorhof der priesters. Anders, van goud naar het goudgewicht. Verstaande, dat hier vervolgd wordt het voorbeeld van alles.

24) van elken dienst;

Hebreeuws, den dienst, en den dienst; dat is, zowel de dienst, dien men in het heilige deed, als dien men in het voorhof deed.

24) van elken dienst;

Hebreeuws, den dienst, en den dienst; dat is, zowel de dienst, dien men in het heilige deed, als dien men in het voorhof deed.

25) eens iegelijken kandelaar

Hebreeuws, des kandelaars, des kandelaars. En alzo hier onder.

26) tot de tafelen

Te weten, op welke de toonbroden in orde zijn gesteld geworden, naar het bevel Gods door Mozes gegeven.

27) tot elke tafel,

Hebreeuws, tot tafel en tafel.

28) de sprengbekkens,

In welke men het bloed der offeranden ontving, en waarmede men het altaar in de offeranden besprengde. Zie Exod. 24:6.

Ex 24.6

29) tot elken beker,

Hebreeuws, tot beker en beker.

30) des wagens,

Aldus noemt hij de cherubim, omdat de Heere met bijzonder tekenen zijner tegenwoordigheid wordt gezegd te zitten tussen de cherubim. Zie 1 Sam. 4:4. En zij worden gezegd zijn wagen te zijn. Zie Ps. 18:11; Ezech. 1:24,25,26, en Ezech. 10:13,16.

1Sa 4.4 Ps 18.10 Eze 1.24,25,26 10.13,16
31) heeft men mij,

Of, heeft Hij [te weten, de Heere] te verstaan gegeven, enz.

32) bij geschrift

Zo heeft dan David hierin niet gehandeld uit volkomen koninklijke macht, ordinerende den godsdienst naar zijn eigen goeddunken; maar hij heeft dit gedaan als een profeet Gods, 2 Kron. 8:14, door de ingeving des Heiligen Geestes, gelijk hier 1 Kron. 28:12, en ook door Gad en Nathan, 2 Kron. 29:25. Aldus heeft ook God de Heere Mozes een voorbeeld of model aangewezen van alles wat hij maken zou; Exod. 25:40, en Exod. 26:30, Hebr. 8:5.

2Ch 8.14 1Ch 28.12 2Ch 29.25 Ex 25.40 26.30 Heb 8.5
33) bevelen.

Of, woorden, of werken.

Copyright information for DutKant